Onderwerp
- #Yoon Suk-yeol
- #Democratie
- #Politiek
- #Staat van beleg
- #Grondwet
Aangemaakt: 2024-12-04
Bijgewerkt: 2024-12-04
Aangemaakt: 2024-12-04 01:31
Bijgewerkt: 2024-12-04 01:51
Op 3 december 2024 kondigde president Yoon Seok-yeol abrupt een noodtoestand af, met als argumenten de 'uitroeiing van pro-Noord-Koreaanse krachten' en de 'bescherming van de vrije democratische orde'. Dit is de eerste keer sinds de democratische beweging van 5 mei 1980, 45 jaar geleden, en een schokkende gebeurtenis die de basis van de Zuid-Koreaanse democratie schudt.
In een dringend gehouden toespraak definieerde president Yoon het indienen van een afzettingsverzoek tegen het parlement en bezuinigingen op de begroting als 'opruiing door anti-nationale krachten', wat zou leiden tot "verlamming van de regering" en "de ineenstorting van het systeem van vrije democratie". Hij beschuldigde het parlement bovendien hevig als een 'groep criminelen'.
De beweringen van president Yoon stuitten echter op fel verzet van de oppositiepartijen en het maatschappelijk middenveld. De oppositiepartijen bekritiseren de afkondiging van de noodtoestand door president Yoon als een 'illegale en ongrondwettelijke, anti-nationale maatregel' om de macht van de regering te beschermen en de controlerende functie van het parlement te neutraliseren. Er wordt ook opgemerkt dat de parlementaire begrotingscontrole en het indienen van een afzettingsverzoek bevoegdheden zijn die door de grondwet aan het parlement zijn toegekend, en dat het definiëren ervan als 'anti-nationaal gedrag' de fundamentele principes van de democratie ondermijnt.
Direct na de afkondiging van de noodtoestand publiceerde de opperbevelhebber van het noodleger, legerchef Park An-soo, decreet nummer 1, waarin alle politieke activiteiten zoals parlementaire en politieke partijactiviteiten, politieke bijeenkomsten en demonstraties werden verboden. Media en publicaties vielen onder de controle van het noodleger, en stakingen en bijeenkomsten die sociale onrust zouden kunnen veroorzaken, werden eveneens verboden. Het parlement werd afgesloten, er werden barricades geplaatst bij het presidentiële paleis in Yongsan en de persvrijheid werd ernstig beperkt.
De poging van het noodleger om het parlement binnen te dringen en de daaropvolgende botsingen met parlementaire medewerkers en leden van de Democratische Partij tonen de ernst van de huidige situatie aan. Deze fysieke confrontaties roepen de vrees op dat ze zouden kunnen escaleren tot een bloedbad.
Ook binnen de regeringspartij klinken kritische stemmen. Leider Han Dong-hoon verklaarde dat de afkondiging van de noodtoestand door president Yoon verkeerd was en dat hij zich samen met het volk zou verzetten. De oppositiepartijen reageren fel en eisen een onmiddellijke intrekking van de noodtoestand. Voorzitter Woo Won-sik van het parlement hield een spoedpersconferentie om zijn voornemen aan te kondigen om in overeenstemming met de grondwettelijke procedures te handelen.
Het parlement hield op 4 december een plenaire vergadering en keurde een resolutie goed waarin om de intrekking van de noodtoestand werd gevraagd. Volgens artikel 77, lid 5, van de grondwet moet de president de noodtoestand opheffen als het parlement met een meerderheid van de stemmen om intrekking vraagt.
Reacties0